Dagboek LADUMA! (donderdag 10 juni – zaterdag 10 juli)
Roland Groenenboom

Het idee voor LADUMA! werd ruim voor het WK voetbal in Zuid-Afrika geboren, maar door een samenloop van omstandigheden kreeg het pas laat echt vorm. Dit onder andere door financiële middelen – het ontbreken er van en de zoektocht er naar – en doordat we in een later stadium een aantal documentaires over de achtergronden van het WK en de FIFA zagen die een beter inzicht gaven in de werkelijke situatie en de te verwachten gevolgen voor Zuid-Afrika. De documentaires toonden de onbereikbaarheid van het toernooi en de hieraan verbonden inkomsten ervan voor de lokale bevolking in de townships aan. Ook het boek Meer dan een spel bevestigde vermoedens met betrekking tot het belang van voetbal voor de arme, zwarte bevolking in Zuid-Afrika. De maanden voor de opening van LADUMA! bevond Laura Emsley – deelnemer aan en tevens adviseur voor het project – zich in Zuid-Afrika, waar ze voor ons scoutte onder de lokale kunstenaars. Dit leverde vrij laat in de organisatie een hele mooie en diverse groep deelnemers uit het land van het WK 2010 op.

Een vroege ambitie van SENSATIONAL MIX was om voor het project een groot scherm te realiseren in het Afrikaanderpark waarop de wedstrijden te zien zouden zijn, afgewisseld met kunstenaarsvideo’s en documentaires die het toernooi en de praktijken van de FIFA zouden becommentariëren. Al snel werd duidelijk dat dit een te ambitieus plan was voor de voorbereidingstijd en financiële middelen en voor de context: de Afrikaanderwijk. Deze wijk wordt gekarakteriseerd door strikte regelgevingen met betrekking tot samenscholing, alcoholgebruik en andere elders getolereerde of volkomen geaccepteerde zaken. Het is dan ook ooit eens een keer misgegaan, maar dat was jaren geleden. Op een gegeven moment hebben we het plan van het scherm moeten laten varen, maar nog niet voorgoed vaarwel gezegd. Het lijkt ons namelijk belangrijk om zo’n scherm permanent in de wijk te hebben, zodat de Deelgemeente Feijenoord, de ondernemers, de kunstinitiatieven etc. zich hierop kunnen uiten. We storten ons hier later nog wel eens met hernieuwde energie op, maar eerst moest LADUMA! veilig worden gesteld.

Ook dat blijkt niet eenvoudig. Ondanks de troeven die we in handen hebben – zoals het presenteren van laagdrempelige maar hoogwaardige kunst in een achterstandswijk – blijkt het een thriller te worden voor wat betreft de financiering. We worden van het kastje naar de muur gestuurd door mensen die razend enthousiast op het projectvoorstel reageren. Doordat we uiteindelijk bang zijn dat we het niet voor elkaar gaan krijgen vragen we geld aan bij een instantie waarvoor een deadline van 1 april geldt. Blijkt dat de vergadering en dus de beslissing van deze commissie valt op 25 mei, twee weken voor de opening van de tentoonstelling. Gelukkig zegt begin april een subsidiënt een substantieel bedrag toe waarvoor we het project zeker kunnen uitvoeren, maar dan enigszins aangepast en zonder honoraria voor de kunstenaars en organisatoren. Dat zou jammer zijn, maar als het project er maar komt. Helaas blijkt de toezegging onder voorbehoud omdat de subsidiënt zelf haar budgetten nog niet goedgekeurd heeft gekregen. Uiteindelijk blijken we de volle mep te krijgen van de eerstgenoemde subsidiënt en krijgen we daags voor het begin van de opbouw toezegging van een aanvullend bedrag van een van de componenten van de instantie die een substantieel deel had toegezegd. Twee dagen voor de opening wordt het laatste deel bevestigd. Heel fijn, maar inmiddels moeten er flink wat uitgaven gedaan worden die uit eigen zak voorgeschoten dienen te worden. Gelukkig zetten de subsidiënten alles op alles om het voor ons mogelijk te maken de tentoonstelling tot een goed einde te brengen en ziet LADUMA! het licht zoals we het bedoeld hebben.

Het resultaat is een tentoonstelling waarin kunstwerken, documentaire films en fotografie, en documentatie een universum vormen dat een interessante blik werpt op het WK, de praktijken van de FIFA en het dagelijkse leven in Zuid-Afrika en de Afrikaanderwijk. Door de markt, die op woensdag en zaterdag veel mensen trekt, zijn de verwachtingen met betrekking tot bezoekersaantallen hoog gespannen. Helaas kan er door de onzekerheid over het al dan niet doorgaan van het project en de uiteindelijke omvang er van tot vlak voor de opening beduidend minder aan publiciteit worden gedaan dan gewenst. We gokken dus op de buurtbewoners en marktbezoekers. Hieronder een verslag in dagboekvorm van de bezoekers en voorbijgangers die wij mochten ontvangen en ontmoeten tijdens de tentoonstellingsduur.

Donderdag ‘Denk je dat de bewoners van de Afrikaanderwijk op LADUMA! zitten te wachten?’ vraagt de verslaggeefster van TV Rijnmond een paar uur voor de opening. ‘Nee, ze zullen er niet zo zeer op zitten te wachten, maar ik hoop wel dat ze binnen zullen komen en ga er van uit dat ze wat mee zullen krijgen van deze ervaring’ is mijn antwoord. Volgens mij werkt het namelijk als volgt. Je landt als kunstinitiatief als vreemde eend in de bijt in een migrantenwijk als de Afrikaanderwijk. De buurtbewoners beginnen je langzamerhand te herkennen en te groeten. Stukje bij beetje kunnen ze hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en komen ze druppelsgewijs binnen om te vragen wat je doet in de wijk. Nu, met de tentoonstelling, zou dit makkelijker moeten gaan, want we hebben een ruimte waarin wat te zien valt. En we zijn er zelf aanwezig om bezoekers te ontvangen en van informatie te voorzien. Sommige bezoekers keren wellicht voor het einde van de tentoonstelling terug om het nog eens te bekijken of nemen hun vrienden er mee naar toe. Anders komen ze hopelijk weer voor een volgend project. Dan volgt met een beetje geluk een vorm van erkenning en wie weet zelfs waardering voor wat we proberen te doen. Wat we proberen te doen? Hoogwaardige internationale kunst tonen in reactie op de Afrikaanderwijk en Zuid in het algemeen met als doel dit deel van de stad te ontsluiten en zowel bewoners als buitenstaanders vertrouwd te maken met de linker maasoever, haar aandachtspunten en mooie kanten. De Afrikaanderwijk is een realiteit voor haar bewoners en bestaat nauwelijks voor mensen die daar buiten wonen, los van de tweewekelijkse markt, die veel publiek van buitenaf trekt. En het uiterst negatieve boek Afri dat de wijk – die toch al een bepaalde naam heeft – en haar bewoners (en dan vooral de jongeren) in een zeer ongemakkelijke positie drukt helpt ook niet mee aan een objectievere beoordeling van deze migrantenwijk, die overigens altijd al migrantenwijk is geweest. Eerst voor de Brabantse en Zeeuwse arbeiders die werden aangetrokken door het werk in de nieuwe havens en sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de gastarbeiders die werden geronseld door de overheid en de leegstaande panden in de Afrikaanderwijk overnamen.

De eigenaar van café Erciyes zit aan een klein tafeltje voor zijn zaak. Voor ons heerst er topdrukte deze laatste uren voor de opening van de tentoonstelling, dus ik loop veel heen en weer van onze kantoorruimte op de Pretorialaan 20 B naar het winkelpand op nummer 8-10, waar de tentoonstelling wordt gepresenteerd. Telkens passeer ik in volle vaart de café-eigenaar, die op nummer 14 zijn zaak heeft. Ik knik meestal naar hem en hij knikt soms aarzelend terug. Dan begint de opening. Er komen ruim dertig mensen op af, waarvan er een later plaatsneemt aan het tafeltje voor het café om er wat te drinken. Binnen, op nummer 8-10, schenken wij rooibos thee, koffie en cranberry limonade. Alcohol schenken voor een opening is uit den boze in deze buurt, net zoals samenscholing of het op straat te koop aanbieden van tweedehands auto’s. De alcoholvergunning dient zes weken van tevoren aangevraagd te worden en wordt vaker geweigerd dan toegekend, is ons verteld. Dus hebben we het er maar bij laten zitten.

Na de opening togen we met een klein gezelschap naar het nieuwe restaurantje Lezzet aan de Krugerstraat. Binnen zitten groepjes en grotere groepen die bestaan uit louter Turkse mannen. In ons gezelschap bevinden zich vier vrouwen. We worden vriendelijk onthaald door het personeel van het restaurant en begroet met brede glimlachen door een groep besnorde mannen bij het raam. Het eten is uitstekend en betaalbaar, de bediening charmant en hartelijk, zodat de opening op gepaste wijze wordt afgesloten.

Vrijdag De dag na de opening waait het hard op de Pretorialaan en is het behoorlijk fris. De deur moet met het oog op het werk van Siemon Allen, dat van de muur geblazen dreigt te worden, dicht blijven. Veel publiek komt er niet. Een van de bij de belwinkel rondhangende jongens – de oudste, eigenlijk de enige volwassene van het stel – komt binnen. Ik leid hem rond, geef hem uitleg en hij zegt het mooi te vinden. Ook weet hij al het een en ander af van de effecten van het WK op het dagelijks leven in Zuid-Afrika, veroorzaakt door de FIFA en haar bondgenoten. Hij zegt terug te komen met een aantal vrienden. Een paar uur later verschijnt een groepje twintigers voor het raam. Ze lachen luid als ik ze binnenwenk. Ik loop naar de deur en een ervan, een lange, magere jongen met glanzende lange krullen, geeft me een zweterige hand en belooft terug te komen. Zijn vrienden houden zich meer op de achtergrond. De jongeman die eerder binnen is geweest en ze daarheen heeft geloodst blijft op veilige afstand staan en is zoals gewoonlijk met zijn mobiele telefoon in de weer. Weer later gaat de deur open en verschijnen er vier ons bekend voorkomende hoofden van tieners om de hoek. Zij hangen ook altijd bij het belhuis rond en vervelen soms voor het raam van ons kantoor. Wat we hier doen en of het een soort museum is, willen ze weten. Op onze uitnodiging om binnen te komen gaan ze niet in. De kleinste schijnt met een laserpen in mijn ogen. ‘Dat zou ik niet doen’ zeg ik met opgeheven wijsvinger. Hij houdt er direct mee op. Ze vertrekken weer zonder over de drempel te stappen.

De eigenaar van het café naast ons noemt me inmiddels buurman en laat zich ontvallen dat hij meer mensen op onze opening had verwacht. Vermoedelijk koesterde hij de hoop dat de voor hem vreemde activiteit in het aangrenzende pand van zijn café tot meer klandizie voor hem zou hebben geleid op de opening. De ondernemers op de Pretorialaan lijden duidelijk onder de leegstand en verloederde indruk die dit deel van de straat geeft.

Zaterdag Vroeg in de ochtend toog ik naar de Pretorialaan 8-10 om te openen voor de eerste marktdag van de tentoonstelling. In tegenstelling tot een koude doordeweekse dag als gisteren komen er op zonnige marktdagen als vandaag honderden mensen langs ons pand. Als ik de sleutel in het slot wil steken wordt me duidelijk dat iemand zich na ons vertrek gisteren en voor mijn aankomst die ochtend zonder sleutel toegang heeft willen verschaffen tot de ruimte. Iemand die – ondanks de gordijnen die wij op hadden gehangen – weet dat er een breedbeeld televisie en vier videoprojectoren te halen vallen. Ook de sponning en de andere deur vertonen diepe moeten. Niemand is binnen geweest constateer ik als ik de deur open draai en naar binnen ga. De twee extra pensloten die we uit voorzorg hebben laten plaatsen zijn de investering al ruim waard geweest. Ik besteed mijn dag met wachten op de politie, de forensische dienst – ik had een gedeeltelijke vingerafdruk in vermoedelijk bloed op de deurknop gevonden – en de slotenmaker. De roodbruine afdruk blijkt na een test inderdaad bloed te zijn. De buurman van het café reageert verontwaardigd op het nieuws van de inbraakpoging. Het moet volgens hem na drie uur ’s nachts zijn geweest omdat hij tot twee uur open is en daarna nog schoon heeft gemaakt. Hij beklaagt zich over de buurt en over het feit dat er bij een ander café van hem onlangs ook is ingebroken. ‘Ze hebben toen alles kapotgeslagen’ zegt hij. Die middag halen we na sluiting het TV scherm en de projectoren weg om die thuis op te slaan. De gordijnen laten we open. Op de ramen prijken bordjes met de openingstijden en de uitnodiging om tijdens die uren binnen te komen. Daaronder de mededeling BEVEILIGD PAND. NA SLUITINGSTIJD VALT HIER NIETS TE HALEN. Maandag doe ik aangifte bij de Politiepost Maashaven. Het advies dat de agente me geeft op mijn vraag wat de beste preventie is tegen diefstal: ‘Een flinke Rottweiler’.

Woensdag De projectoren en de TV zijn weer geïnstalleerd en LADUMA! is weer geopend voor het publiek. We nemen buiten plaats om zo meer contact met de voorbijgangers te hebben en hen wellicht te kunnen bewegen tot het bezoeken van de tentoonstelling. Op het tafeltje ligt het boek Afri dat in 2009 verscheen en over de Afrikaanderwijk handelt. Het boek blijkt al snel reacties uit te lokken. Allereerst van een van de jongeren die rondhangt bij het belhuis. Hij ziet het boek in het voorbijgaan en zegt ‘Ik heb het nog steeds niet uitgelezen.’ ‘Waarom niet?’ vraag ik hem. ‘Ik woon hier en weet wat er hier gebeurt’ is zijn antwoord. Niet veel later komt een andere, vermoedelijk Indiase of Pakistaanse jongen langs die ik nog niet eerder gezien heb in de wijk en die als hij het boek herkent – ondanks dat met de voorkant naar beneden ligt – zegt: ‘Afri, wat vind jij ervan?’ Aangezien ik pas halverwege ben vertel ik hem dat ik nog geen eindoordeel kan vellen, waarop hij zegt dat hij het niet heeft gelezen, maar vrienden van hem die het wel hebben gelezen zeggen dat ze schrijft dat de Afrikaanderwijk een hopeloos verloren gebied is, een no-go-area. Ik beloof hem mijn mening te geven als ik het boek uitheb. Het is geen vrolijk verhaal, Afri. Zoveel is me nu al duidelijk.

Voor de deur naast ons, bij nummer 6, staat een oudere Hollandse man. Ik geef hem een folder van de tentoonstelling, die hij beleefd weigert met de woorden ‘Die heb ik al in de brievenbus gehad. Anders belandt hij toch maar bij het oud papier.’ Ik vertel hem van de poging tot inbraak en vraag of hij iets heeft gehoord. Inderdaad heeft hij iets gehoord. ‘Alsof er ’s ochtends vroeg iemand naar binnen wilde’ zegt hij. Ja, maar dan zonder sleutel, denk ik. Ik geef hem ons visitekaartje zodat hij ons kan bellen als er onraad is. ‘Dat is goed, die leg ik naast de telefoon,’ belooft hij.

Onder de bezoekers die dag bevindt zich een oudere Hollandse man die een kraam op de markt heeft met Feyenoord shirts, sjaals en ander materiaal van de club en enkele populaire rock acts. Hij is enthousiast over hoe de tentoonstelling er uitziet en blijft wel een uur zitten kijken naar de video’s van Laura Emsley. Zij plaatst beelden die ze in november filmde in de Afrikaanderwijk naast datgene dat ze de afgelopen maanden in Zuid-Afrika heeft gefilmd. Middels de video’s legt zij poëtische en soms ook hele directe verbanden tussen deze twee werelden. Hij vindt het geweldig. Zijn vrouw heeft in Durban gewoond en gewerkt, vertelt hij. Tegelijkertijd hebben we een oude zeeman op bezoek die ook meerdere malen in Zuid-Afrika is geweest. Daarnaast komen respectievelijk een ouder Marokkaans echtpaar, een oudere Turkse man, die op alles ‘mooi, mooi’ zegt, en een rasta binnen. De laatste houdt mijn collega lange tijd aan de praat. Vier knulletjes van een jaar of acht tot tien laten zich geïnteresseerd rondleiden en kijken daarna zelf nog rond. Later in de middag komen ze terug om meer te zien. Wie de jeugd heeft...

Uiteindelijk komen we aan drieënveertig bezoekers die dag, allen buurtbewoners en marktbezoekers die normaliter weinig aan kunst en cultuur doen. De reacties zijn uitermate positief.

Donderdag De buurman van nummer 6 klopt op de deur als ik binnen de boel aan het installeren ben. Als ik opendoe wijst hij op de volle vuilniszak die binnen tegen het raam staat geleund. ‘Die kun je daar ingooien’ zegt hij, wijzend op de mond van de ondergrondse container verderop. ‘Ja, dank u wel’ zeg ik. Ik wist het al lang, maar waardeer zijn toenadering. ‘We gaan naar de camping’ laat hij zich ontvallen. ‘Het is er lekker weer voor, ik ben jaloers!’ antwoord ik. De zon schijnt inderdaad al volop. ‘Waar is de camping?’ wil ik weten. Hij legt me uit dat het in de buurt bij Rijsbergen is en dat ze daar al sinds 1947 staan. Even later komt zijn vrouw naar buiten. Hij pakt de kooi met parkieten en laadt deze in de auto, waarna ze vertrekken.

Ik hang posters op in de winkels en cafés op de Pretorialaan en laat waar mogelijk folders achter. De meeste ondernemers zijn vriendelijk en welwillend. Bij het café ’t Tapperijtje zit de bar vol met Hollanders van vijftig plus, zonder uitzondering aan de Heineken. Ik probeer ze over te halen om de tentoonstelling te bezoeken. Er is wat interesse, er wordt wat gelachen en een heerschap maakt een opmerking tegen zijn vrouw die de folder aan het bekijken is: ‘Is dat weer van de kerk of zo?’ ‘Nee joh, gek’ antwoordt ze ‘Het is voor een tentoonstelling.’ De man staart vooruit in het luchtledige en zet het pijpje bier weer aan zijn mond.

Die dag is het rustiger, maar niet slecht voor een niet-markt dag: zestien bezoekers. Onder hen een Turkse vrouw die in het aangrenzende pand van Freehouse een naaicursus volgt, een Turkse DJ die hier al woont sinds zijn eerste levensjaar, en die door veel langslopende oudere Turken wordt begroet als we buiten staan te praten. ‘De tentoonstelling bevat voor mij 40% oude informatie, dat wist ik al, en 60% nieuwe informatie, dus dat is goed’ zegt de DJ. ‘Het is belangrijk om informatie te krijgen. Ik lees elke dag de krant, ook via internet, om zoveel mogelijk informatie te bemachtigen’ vervolgt hij. Een opgeschoten Marokkaans jongen laat zich verleiden tot het bezoeken van LADUMA! en mompelt woorden als ‘vet’ en ‘cool’ bij datgene dat we hem tonen, maar is desondanks vrij snel weer verdwenen. Als hij naar buiten loopt komt hij een van de bij het belhuis hangende jongens tegen die hij de hand schudt. Samen lopen ze pratend en gebarend richting metro.

Als we onder onze parasol voor de deur zitten – het is inmiddels écht zomer geworden – komen een oude bekende en zijn vriendin langs. Ik ontmoette hem voor het eerst toen ik bij De Player, om de hoek van waar we nu zitten, mijn tentoonstelling met werk van de Nieuw-Zeelandse muzikant/kunstenaar Michael Morley aan het inrichten was, nu een jaar geleden. Ik was alleen en het was nog vroeg. Hij kwam binnen en vroeg wat ik aan het doen was. Dan vertelde hij me dat hij op weg is naar een vriend, een gepensioneerde Roteb medewerker die zijn tijd doorbrengt met het lezen van Konsalik boeken. Voor de verandering had hij hem een boek van Charles Bukowski geleend. Hij hoorde dagenlang niets van de man en dacht ‘Ik zal maar eens naar hem toegaan om het boek terug te halen, want hij vindt het vast niks.’ In tegendeel: de man had het in een ruk uitgelezen en wilde meer! Ik nodig het tweetal uit om de tentoonstelling te bekijken en beiden hebben veel interesse voor het getoonde en de achterliggende verhalen. Ook vinden ze het jammer dat het tijdelijk is dat we deze ruimte gebruiken. ‘Waarom doen jullie niet telkens een thema, zoals de Vietnam oorlog en andere interessante onderwerpen?’ vraagt ze me. Dan richt de man zich tot mij en zegt ‘Je ziet me natuurlijk vaak voorbij lopen en dan denk je “Daar gaat die zuiplap weer.” Maar ik heb thuis een grote verzameling oude tegels uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw en oude wapens die eigenlijk in een museum thuishoren. Kom maar eens kijken en om een wijntje of koud biertje te drinken.’ Ik beloof het hem en voeg me bij de andere bezoeker om mijn collega te ontzien. Die heeft haar handen vol aan een andere wijkbewoner die door blijft zagen over twee foto’s in een vitrine die hij zo geweldig vindt en wil hebben. Hij is gebrand op het verkrijgen van de foto’s omdat hij het ‘vet’ vindt om oude foto’s van de wijk te hebben. Ik moet hem beloven het adres van het Gemeentearchief te geven om die foto’s te kunnen bestellen. Dan gaat hij bij ons op de stoep zitten en vertelt dat zijn vader in 1972 betrokken is geweest bij de rellen waarbij Turkse pensions kort en klein werden geslagen. Zijn vader leeft niet meer en zijn moeder, waar hij vaak is, woont naast ons, boven de Turkse bar. Hij klaagt over de buurt, dat het alle potentie heeft om gezellig te zijn, maar dat het maar niet lukt, wat hij jammer vindt. Hij vervolgt zijn tirade dat Hollandse cafés verdwijnen, dat er alleen maar Turkse bakkers komen, dat de stadswachten hem telkens bekeuren omdat hij zijn hond los laat lopen op een braakliggend terrein bij de ingang van Katendrecht, enzovoorts. Zijn stopwoord is ‘Heb ik wat gemist dan?’

Bezoeker etalage Dan Halter

Vrijdag Er zijn aardig wat mensen die als je ze uitnodigt met oprechte verbazing vragen of ze werkelijk binnen mogen kijken, alsof ze betwijfelen of het voor hen bedoeld is. Zonder uitzondering zijn ze verheugd als je ze vertelt dat de tentoonstelling speciaal voor hen bedoeld is.

Deze ochtend komt een ouder echtpaar langs dat op nummer 20A heeft gewoond, boven de huidige werkruimte van SENSATIONAL MIX. Ze vinden de buurt zo veranderd. ‘Vroeger was het hier zo gezellig. Je was arm, maar er heerste een goede sfeer. Nu is het achteruit gegaan’ menen ze.

Het sombere weer van deze dag wordt benadrukt door de nieuwe foto’s van Sydelle Willow Smith die we installeren: Bafana fans met bedroefde gezichten na het verlies van hun team. De vuvuzela’s hangen werkloos langs een dranghek. Dan krijgen we de jongste bezoekers tot nu toe: zes ukkies van vier tot zes jaar aan de hand van hun begeleider van de buitenschoolse opvang. Ze hebben net de dierenwinkel bezocht en zijn op zoek naar een leuk vervolg. De kinderen hadden gezien dat er iets gebeurde op nummer 8-10 en wilden zelf naar binnen. Ze tonen veel interesse en krijgen vragen over de video’s van Laura Emsley die ze vrijwel allemaal weten te beantwoorden.

Ook al hebben we soms dagen met weinig bezoekers die binnen komen kijken, de video van Dan Halter, in de etalage op nummer 14, trekt veel bekijks van voorbijgangers. De monitor staat voor het raam tussen de glasscherven en ander puin met daarachter een hoeveelheid ‘Turkentassen’ als backdrop voor het werk. Zo legt men eerder de link naar deze alom bekende tassen, die overal ter wereld gebruikt worden door vluchtelingen en immigranten, waarmee in de video het space invader motief wordt opgebouwd door Afrikaanse vluchtelingen in Kaapstad. Aan de hoogte van de neus- en vingerafdrukken op de ruit kunnen we afleiden welke leeftijdsgroepen zijn blijven staan om het werk te bekijken. Veel jonge kinderen, zo te zien.

Die middag krijgen we bezoek van drie acht- tot tienjarige jarige jochies. Als ik hen uitleg wil geven zeggen ze ‘Hoeft niet, we zijn hier als eerder geweest, maar komen nog een keer kijken.’

De dag schrijdt voort en de voorbijgangers schrijden voorbij. De ouderen traag, de jongeren veelal met rasse tred. Energydrinks zijn populair bij de jongeren hier.

Zaterdag De zaterdagen worden slechter bezocht dan ik verwacht had van een marktdag. Dit komt omdat de meeste marktbezoekers die dag met het hele gezin komen en/of haast hebben. Dochterlief moet korfballen, zoonlief naar de voetbal etc. etc. We doen ons best om mensen zover te krijgen dat ze binnen gaan kijken maar dat lukt maar mondjesmaat. Dan komt een zestiger langs, een kleine, gedrongen man die er verzorgd uitziet met zijn geverfde snor en zwarte hoedje. Op mijn uitnodiging de tentoonstelling te komen bekijken houdt hij halt, komt terug en zegt ‘Meneer, u vraagt mij híer naar binnen te gaan? Ik ben alleen maar op zoek naar goeie seksclubs met lekkere meiden van twintig tot achtentwintig jaar.’ Daar kunnen we het mee doen, want wij hebben heel wat anders te bieden.

Zondag Die dag wordt het Nelson Mandela Festival gehouden in het Afrikaanderpark. Het weer is somber en er staat een frisse wind. Ik stal mijn fiets op nummer 8-10 en leg de video kabel klaar die ik thuis nodig heb. Als ik de deur afsluit komt de buurman van de dierenwinkel uit zijn busje. Hij heeft het bordje “Hier waak ik voor mijn baas. Betreden op eigen risico” bij zich dat een medewerker van de Rotterdamse Glascentrale die de tentoonstelling bezocht me aanbevolen heeft op de deur te plakken. Het schijnt volgens hem 70% van de inbraakpogingen tegen te houden. ‘Junks en medelanders, zal ik maar zeggen, zijn bang voor honden’ vertrouwt hij me toe, suggererend dat dit de belangrijkste bevolkingsgroepen zijn die inbreken. Een Buldog kijkt de aspirant dief vanaf het plastic bordje in het raam aan. Ik schiet in de lach als ik er naar kijk. De volgende dag vul ik het decor aan met een drinkbak voor onze fictieve waakhond.

Als ik me naar de ingang van het park begeef staat daar de jonge buurtbewoner die het Afri boek volgens hem niet hoefde te lezen kortingsbonnen uit te delen voor Eetcafé Kent. ‘Kortingsbonnen voor meneer Laduma’ zegt hij als hij mij een flyer aanbiedt terwijl de filtersigaret bij elk woord tussen zijn lippen balanceert. ‘Kom je dan ook eens bij ons kijken?’ vraag ik hem. Volgens hem is er niets te zien. ‘Het gaat over Afrika?’ vraagt hij. ‘En over het WK voetbal, de FIFA, de Afrikaanderwijk...’ zeg ik. Hij belooft met weinig enthousiasme om eens langs te komen.

Voor het podium, waarop Faysal Ithran, een Brusselaar van Berberse afkomst, zijn op muziek gezette lotgevallen als immigrant in zijn moedertaal over het publiek uitstort, staan een paar Marokkaanse jongens met dikke jassen aan onverschillig naar de band te kijken. Is dit muziek die aansluiting vindt bij de derde generatie Nederlandse Marokkanen? Hun gezichten lijken het te ontkennen. Verderop staat de volwassene die altijd bij het belhuis hangt. Hij groet me bijna onzichtbaar voor zijn vrienden en stort zich meteen weer op zijn mobiele telefoon. Als ik even later het park weer verlaat roept de rokende flyer-uitdeler me na: ‘Niet vergeten hè, de kortingsbonnen...’

Woensdag Het belooft weer een goede marktdag en dus bezoekersdag te worden. De zon schijnt volop als ik om 8:30 uur de deur van nummer 8-10 openmaak. Vol goede moed hang ik de Siemon Allen print – die duidelijk last heeft van schommelingen in de luchtvochtigheid – opnieuw en beter op, voeg de nieuw afgedrukte selectie foto’s toe aan de aanwassende fotomuur van Nxumalo en Willow Smith en sluit de apparatuur aan met hulp van de inmiddels gearriveerde tijdelijke collega die we voor het project hebben aangetrokken. We installeren ons voor de deur en onze tijdelijke collega begint meteen met haar karakteristieke wervingsmethode. Met charmante Roemeense tongval zegt ze telkens: ‘Hé, hallo. Kom je binnen om de tentoonstelling te zien? Gaat over Zuid-Afrika en het WK voetbal.’ Wat ik aanvul met ‘En over de Afrikaanderwijk.’ Een oudere dame komt voorbij en onze collega spreekt haar aan. De vrouw antwoordt ‘Ik ken de Afrikaanderwijk al 72 jaar, dus dat hoef ik niet te zien. Een folder? Nee, hoef ik niet. Het was beter geweest als het geld ervoor was besteed aan bomen voor Zuid-Afrika.’ Vervolgens komt een ouder echtpaar langs dat zich afvraagt wat er met de panden op de Pretorialaan te gebeuren staat. Ze hebben gehoord dat er restaurants en nieuwe winkels zouden moeten komen. ‘Restaurants en winkels, in deze wijk? Dat wordt nooit wat.’ Dan komt de volwassene die vaak bij het belhuis staat weer voorbij. Hij groet vluchtig. Ik spreek hem nogmaals aan over de jongeren die uiteindelijk niet binnen zijn gekomen de eerste dag. Hij zegt, met een grijns ‘Ze gaan van huis naar de moskee en weer naar huis. En dat dag in dag uit. Dat is natuurlijk OK, maar ik heb ze gezegd ook eens ergens anders heen te gaan, maar dat doen ze niet.’ Hij heeft inmiddels meer reportages over de FIFA en haar praktijken gezien en zegt dat hij het jammer vindt dat de andere jongens niet langs willen komen. Maar ja, hij is geïnteresseerd in Afrika, vertelt hij, en zij niet.

De eigenaar van de seksshop om de hoek loopt regelmatig langs, maar heeft het tot nu toe te druk om binnen te komen. Vandaag waagt hij de stap over de drempel. Hij heeft de zaak drie jaar geleden overgenomen en aangezien die al achtendertig jaar bestaat hoopte hij in onze tentoonstelling oude foto’s te vinden van zijn winkel, omdat hij dacht dat LADUMA! over de wijk van vroeger gaat. Het is opvallend dat veel autochtone Nederlanders – en dan vooral de ouderen – denken dat de tentoonstelling gaat over de Afrikaanderwijk in vroeger tijden. Waarschijnlijk een nasleep van de tentoonstelling Ziet Zuid, vorig jaar in ’t Gemaal, maar wellicht ook het gevolg van twee verschillende visies op de wijk. De oudere Nederlanders willen aan de Afrikaanderwijk van welleer herinnerd worden, de tijden van voor de buitenlandse immigranten toen Brabantse en Zeeuwse migranten de wijk bevolkten. De huidige, vooral jongere bewoners van allochtone afkomst zijn geïnteresseerd in de realiteit en toekomst van hun wijk. Onze bezoeker heeft ook gehoord van de misstanden in Zuid-Afrika en vindt het schandalig. In Thailand heeft hij van dichtbij het enorme contrast tussen rijk en arm kunnen ervaren, wat hem duidelijk heeft geraakt. Hij kijkt nog wat rond en gaat dan de markt op.

Het boek Afri trekt opnieuw de aandacht. Een jonge Marokkaanse jongen ziet het op tafel liggen en vraagt of hij het mag inzien. Hij heeft stukjes van het boek op internet gelezen en er over gehoord. Hij slaat het boek open en leest er passages in, met zijn wijsvinger de regels aftastend. ‘Kun je het hier kopen?’ vraagt hij. ‘Nee, bij Obba, het restaurant aan de Rijnhaven verkopen ze het,’ zeg ik. Hij wil weten wat het kost, leest nog wat, waarop ik hem vraag of hij mijn exemplaar wil lenen als ik het uit heb. Dat lijkt hem een goed idee. ‘Als jullie hier toch zitten en ik woon aan de overkant, dan moet dat kunnen’ meent hij. Alleen gaat hij over een week al op vakantie.

Ik zit wat te schrijven aan het tafeltje buiten terwijl mijn collega een Nigeriaanse man en kind rondleidt. ‘He, linkshandige kanjer, wat ben je aan het doen?’ klinkt het naast mij. Een Antilliaanse vrouw met grote tas staat pal naast me. Ik groet haar en nodig haar uit de tentoonstelling te bekijken. Ze vindt het prachtig. ‘Goed gedaan, hoor!’ zegt ze als ze weggaat. In haar kielzog komt een oudere autochtone man binnen die als ze hem opmerkt ook de ‘kanjerbehandeling’ krijgt. De man is geïnteresseerd in wat er te zien is, zoals de meeste bezoekers – als ze eenmaal over de drempel zijn.

Dan loopt voor de derde keer een Marokkaanse jongen langs die voorheen geen tijd had om binnen te komen. Hij is samen met de jongeman die zich beklaagde over zijn Moskee bezoekende vrienden die het laten afweten om naar de tentoonstelling te komen. Ze gaan naar binnen en onze tijdelijke collega leidt ze rond. Als ze naar buiten komen laat ik ze het boek Afri zien en vraag of ze het gelezen hebben. Ja, ze kennen het boek, maar het klopt niet, menen ze. ‘Ze komt van buitenaf een maandje naar de Afrikaanderwijk en als ze drie jongens op de hoek van een straat ziet staan denkt ze dat het drugdealers zijn. Als ze net als hen nou een trainingspak aan zou trekken en met ze zou praten dan zou ze de echte verhalen te horen krijgen, maar ze kwam hier ‘s ochtends in haar nette pak en ging ’s avonds weer naar huis.’ Ik opper dat hun verhaal als jonge buurtbewoners belangrijk is om te vertellen, als tegenhanger van het boek, dat inderdaad vrij tendentieus en erg negatief is. Het kan toch niet zo zijn dat achter elke deur een drinkende, werkeloze allochtoon woont die vrouw en kinderen slaat? Ze zeggen dat een aantal jongens in de wijk hier al mee bezig zijn, maar dat ze nergens naar toe kunnen met hun verhaal. ‘Kom maar hierheen met die verhalen’ zeg ik. ‘Wij vinden het belangrijk en kunnen helpen ze onder de aandacht te brengen van het publiek.’ Ze knikken en beloven ons in contact te brengen met die jongens. We stellen ons formeel voor en de jongste zegt dat hij tweeëntwintig is en hier al heel zijn leven woont. Hij voetbalt bij Excelsior.

Die middag hebben we een culturele player uit het Rotterdamse aan ons tafeltje zitten die ons en de tentoonstelling bezoekt. Hij arriveert als ik met een man van rond de zeventig in gesprek ben. Die wacht op zijn vrouw die op de markt loopt maar ondanks het feit dat hij tijd heeft weigert hij in eerste instantie om als tijdverdrijf de tentoonstelling te bekijken. ‘Ik heb niks met de Afrikaanderwijk van doen’ zegt hij. ‘Ik woonde op Katendrecht in 1955.’ In het gesprek gaat hij steeds verder met het verstrekken van informatie, totdat hij vertelt dat hij op de lagere school zat in de Herman Costerstraat, die schuin op de Pretorialaan staat en waar wij inkijken van waar we nu zitten. ‘We raakten altijd slaags met de jongens uit de Afrikaanderwijk’ zegt hij. ‘En omdat ik als enige jongen van Katendrecht in deze wijk op school zat, heb ik vaak moeten rennen van en naar school, omdat ik de jongens waar we mee vochten in hun eigen wijk tegen het lijf liep.’ Ook blijkt hij de HBS op het plein te hebben bezocht, waarop ik gespeeld verontwaardigd reageer met ‘En ú had niets met deze wijk van doen?’ Hij moet lachen en laat zich alsnog overhalen om naar binnen te gaan en de tentoonstelling te bekijken.

Een tienermeisje stopt bij ons buitentafeltje waar we onder de parasol zitten en vraagt of ze even iets in haar tas mag stoppen. Natuurlijk mag ze dat. Ze zet de grote witte handtas op tafel en laat demonstratief een kartonnen doosje zien, dat ze opendoet. Er zitten een zwarte en witte muis in. ‘Het zijn de smerigste beesten die ik ken en toch heb ik er net twee gekocht’ zegt het meisje. Ze gruwelt als ze naar de muizen kijkt. Dan doet ze het doosje dicht en bergt het op in haar tas. Ik nodig haar uit om de tentoonstelling te bekijken. Ze is matig geïnteresseerd maar hapt toch toe. Na snel rond te hebben gekeken zegt ze ‘Nou, er is niet echt veel te zien.’ ‘Hoe bedoel je?’ spreek ik haar tegen. ‘Als je alle video’s wilt bekijken dan ben je uren bezig.’ Ze is niet onder de indruk. Ze haalt de muizen met duidelijk afgrijzen weer tevoorschijn en vraagt of ik er een vast wil houden. Ja, oké dan. Ze griezelt. ‘Wat een vieze beesten zijn het toch,’ gilt ze. Waarop ik haar vraag waarom ze in godsnaam muizen heeft gekocht als ze die zo smerig vindt. ‘Ik moet er nog aan wennen’ is haar antwoord. Dan vertrekt ze met haar nieuwe ‘vriendjes’.

Donderdag Een oudere Turkse man die bijna dagelijks langsloopt staat geboeid naar de video van Dan Halter te kijken. Als hij onze kant op loopt nodig ik hem uit om de tentoonstelling te bekijken. Hij komt binnen en gaat zitten voor de videoprojecties van Laura Emsley. Hij vindt dat dit in een grote zaal moet worden vertoond, in het Kasteel, bijvoorbeeld, in de Joubertstraat. Daar hebben ze veel ruimte.

Als we tussen de middag aan een broodje Calamaris zitten – een van de specialiteiten van vishandel Moby Dick aan de Krugerstraat – komt een Turks jochie langs dat normaal weinig oog voor ons heeft als hij langs ons loopt. ‘Eet smakelijk’ zegt hij zachtjes in het voorbijgaan, een oog gericht op onze broodjes.

Terwijl ik een Kaapverdiaanse rondleid krijgt mijn collega bezoek van studenten uit Sierra Leone en Burundi. De man uit Burundi is niet echt geïnteresseerd en ik zie hem – net te laat – zijn hand over de kwetsbare print van Simon Allen halen, een matte streep van meer dan een meter lang achterlatend in de zwarte inktlaag. Gelukkig is het een afbeelding van een oude, gekraste 78 toerenplaat en valt de beschadiging niet op.

Dan komt een van de jongetjes die al eerder is geweest met een stel vriendjes. Dit keer met een ander vriendje, die hij van alles vertelt over de tentoonstelling. Ze willen de video van Laura Emsley zien en vragen hoe laat het is en tot hoe laat de tentoonstelling open is. Ze besluiten hun tassen thuis te brengen en terug te komen. Thuis mochten ze vast niet meer weg of werden ze afgeleid door andere zaken, want we hebben ze die dag niet meer gezien. Toch bijzonder dat een aantal van deze tienjarige jongens al een paar keer langs zijn geweest, ook met nieuwe vriendjes. Het is duidelijk dat er met LADUMA! voor jong en voor oud iets gebeurt in de buurt.

Vrijdag Wederom een zonnige dag waarop SENSATIONAL MIX kantoor houdt op de stoep voor nummer 8-10. De eerste bezoeker komt snel: een Chinese man die binnenstormt en wil weten wat we doen en of we ook verkopen. Hij spreekt nauwelijks Nederlands. Hij vertrekt snel weer. De volgende bezoekers zijn een vrouw met een baby op haar arm en een meisje van ongeveer tien jaar oud. Ik leg haar het een en ander uit en laat de video installatie van Laura Emsley zien, onderwijl vertellend wat de relatie is tussen Zuid-Afrika en de Afrikaanderwijk, waar de straatnamen vandaan komen en wie die personages waren. Ze vindt het reuze interessant. Helaas heeft ze niet veel tijd. Haar dochter moet naar school. Ook laat ze zich ontvallen dat het jammer is dat dit nu hier te zien is en dat de meeste buurtbewoners dit niet weten. Ze neemt folders mee om aan buren te geven en belooft terug te komen.

Dan komt de vrouw van onze drinkende, Bukowski lezende verzamelaar langslopen met een enorme zak kattengrit. Ze stopt en zegt ‘Ja, ik heb een grote sterke kerel thuis zitten, en wie loopt er met die zware zak te sjouwen?’ Het jonge katje dat hij ons laatst liet zien had hij voor een biertje van een Turk gekocht, die het beestje mee had genomen naar het café, vertelt ze. Ze heeft hem Zola genoemd, naar haar favoriete schrijver Emile Zola. De andere twee katten heten Simba en Sambo. Ze is bang dat ze het kleintje wat aandoen dus slaapt ze al drie nachten niet meer.

De volgende bezoeker is een man van de Kop van Zuid die weinig uitleg nodig heeft. Hij kijkt geïnteresseerd naar de foto’s van Willow Smith en Nxumalo, ook naar alle foto’s op de monitor en gaat systematisch van werk naar werk om alles goed te bekijken. De video’s kijkt hij vrijwel allemaal van begin tot eind. Als hij na ruim anderhalf uur weggaat bedankt hij ons en zegt dat hij het een erg mooie tentoonstelling vindt en dat het getoonde erg interessant is. Als ik hem complimenteer met de tijd die hij gespendeerd heeft in de tentoonstelling zegt hij dat hij nog wel langer had kunnen blijven mocht hij de tijd hebben gehad, en dat hij dus zeker terug zal komen.

In de middag komt onze bovenbuurman van 20A weer eens langslopen. Hij spreekt me aan over het voetbal, en zoals te verwachten gaat het gesprek over naar de politiek. Wilders, moslims, Bush, Bin Laden, de economische crisis... Maar ook de Afrikaanderwijk en Nederland ten opzichte van andere landen met een rijke natuur en mooi weer. Hij verlangt er namelijk naar ooit te wonen in een tropisch land met stranden, bergen en natuur. En naar een beter leven. ‘In Nederland draait alles om werken en geld verdienen’ zegt hij. We hebben het over de Afrikaanderwijk als migrantenwijk en hoe de eerste Turken en Marokkanen hier naartoe zijn gehaald als gastarbeiders met het idee dat ze een paar jaar zouden blijven en dan weer terug zouden gaan, wat hij oneerlijk vindt. Dat hen daarom ook geen Nederlands geleerd werd. En dat ze niet wilden teruggaan omdat ze een leven in Nederland hadden opgebouwd. Zijn vader kwam in de jaren zeventig vanuit Marokko naar Nederland en heeft altijd hard gewerkt, vertelt hij. Zelf werkt hij in de beveiliging.

Later die middag schrijdt de antieke tegel- en wapenverzamelaar met trage tred langs ons met in zijn handen iets dat in een plastic zak gewikkeld is en dat hij voor zich draagt alsof het een bijzonder kostbaar voorwerp is. Als ik hem vraag wat er in zit zegt hij ‘Gekregen van een Antilliaanse vriend, van dat hoe heet dat ook al weer... zeevoer! Mosselen, oesters, van die beesten met die lange poten met zuignappen... octopussies.’ Hij lacht en vervolgt ‘Daar ga ik rijst bij koken en het lekker opeten.’ We wensen hem eet smakelijk als hij zijn weg vervolgt, waarop hij zich omdraait en wijzend op het ingepakte schaaltje eten zegt ‘Een flesje Heineken erbij... Hoezo multicultureel?’ Hij lacht hard en schrijdt voort.

Voor de tweede keer die dag loopt onze voetballer van Excelsior voorbij, hoofdtelefoon in de oren. Hij groet, haalt de plug uit zijn rechteroor en vraagt ‘Hé, hoe gaat ie?’ Ik antwoord dat het goed gaat en vraag hoe het met hem is. Ook goed. ‘Voetballen nog gezien gisteren?’ vervolgt hij. Ik beken dat ik het gezien heb en dat ik vond dat Nederland pas in de tweede helft iets liet zien dat op voetbal leek. Volgens hem is dat het hele toernooi al zo. Hij heeft gelijk. Dan herinner ik hem aan onze interesse voor de inside story van de wijk en hij zegt de persoon te contacteren die de Stichting Afri begonnen is met het doel voor jongeren iets te doen. ‘Er is hier niets voor de jongeren’ zegt hij. ‘Het buurthuis is net gesloten en voor meisjes is er al helemaal niets. Voor het buurthuis hingen normaal wel vijftien jongens rond. Daar ga je als meisje natuurlijk niet zo snel langs om naar binnen te gaan.’

Zaterdag Deze dag beleven we voor het eerst dat er zich onder de tweeëntwintig bezoekers een aantal lokale kunstenaars bevindt. En wel heel lokaal: ze wonen om de hoek. We brengen de rest van de middag zo’n beetje met hen door en bespreken toekomstplannen, hoe we de ruimte waar LADUMA! nu te zien is continuïteit kunnen geven. En vooral hoe we de wijk structureel van cultuur kunnen voorzien die er toe doet in deze context en daarbuiten.

Maandag Zoals beloofd belt de agente bij wie ik aangifte heb gedaan van de inbraakpoging me op met de uitslag. Er was geen match gevonden met het bloed en de gevonden handafdruk. Dit was volgens haar ook niet te verwachten omdat maar een aantal mogelijke daders bij de politie in het systeem staan. ‘U en ik staan er ook niet in’ verzucht ze. Ze vervolgt dat ze op vakantie gaat naar een eiland waar rust heerst en waar ze wijn hebben, wat ze zogenaamd erg vindt. Ik wens haar een prettige vakantie en hiermee is de zaak van de poging tot inbraak afgedaan.

spelers voetbaltoernooi

Woensdag Om half acht brengt mijn vriendin op weg naar haar werk de TV naar de Pretorialaan. Aan de luxe dat ik de auto elke dag tot mijn beschikking heb is een einde gekomen. Gelukkig maar, want dit betekent vooral dat haar gebroken elleboog aan de beterende hand is, dat ze alweer auto kan rijden.

Als we de tent goed en wel draaiende hebben wurmen we de voetbaltafel door het schuifraam van 20B. De tafel is een werk van Laura Emsley en speciaal gemaakt voor de lancering van SENSATIONAL MIX in het project Florida in ’t Gemaal, in januari dit jaar. Die heeft sindsdien alleen gediend als aankleding van onze werkruimte en nu is de tijd gekomen hem in gebruik te nemen voor het LADUMA! Tafelvoetbaltoernooi 2010.

Nadat we de voetbaltafel op de stoep voor nummer 8-10 hebben geïnstalleerd probeer ik in mijn eentje even uit of hij min of meer waterpas staat. ‘Kun je het winnen?’ klinkt het achter mij. Een man komt voorbij en vervolgt terwijl hij zich omdraait ‘Kijk uit voor buitenspel, offside in het Engels.’ Ik zeg dat de bal natuurlijk ook nog over de lijn moet, refererend aan de niet toegekende goal van de Engelsen tegen de Duitsers, gisteren, terwijl die duidelijk in was. ‘Een goeie goal gaat tegen het net, zeg ik altijd maar’ is het antwoord van de man, die zich omdraait en zijn weg vervolgt na me een prettige dag te hebben gewenst.

De tafel levert veel reacties op. ‘Is die te koop?’ ‘Mag ik spelen?’ ‘Is het gratis?’ De jongen die altijd opvalt vanwege zijn onrustige gedrag, rasse schreden en geschreeuw staat stil bij de tafel en kijkt aandachtig naar de foto’s van de Afrikaanderwijk uit heden en verleden en die van Zuid-Afrika die er opgeplakt zijn. Hij is voornamelijk geïnteresseerd in de oude foto’s van de Afrikaanderwijk. ‘Die is niet op deze plek genomen want anders had je het Feyenoord stadion gezien toentertijd.’ Inderdaad was de foto van een ander standpunt genomen, maar ook in een tijd dat het Feyenoord stadion nog niet gebouwd was. De ploeg voetbalde toen onder de naam Celeritas op het Afrikaanderplein. Nu leeft er onvrede onder de autochtone bewoners van de Afrikaanderwijk en Hillesluis omdat de moskee die hier gebouwd wordt hoger zal worden dan De Kuip.

‘Goedemorgen!’ klinkt het naast mij. Een man van rond de zeventig komt aangelopen en als ik hem aankijk zegt hij, wijzend naar mijn collega ‘Dat is je oudste dochter, toch?’ terwijl hij met zijn andere hand mijn schouder aantikt en zelf het hardst moet lachen. Hij is al vijftig jaar marktkoopman en helpt nu zijn zoon met zijn kousen- en sokkenkraam. Hij beklaagt zich over de slechte klandizie die week. Wij denken dat het door de op handen zijnde Tour de France activiteiten komt. De wijk is al vrijwel onbereikbaar geworden en wij zijn aan het zicht onttrokken door een twee meter hoog hekwerk, bekleed met wit kunststof zeildoek. De man vertelt dat zijn ene zoon de traditie van de familie volgt: hij is marktkoopman, net zoals zijn vader, grootvader, en ooms De ander is advocaat. ‘Die heeft het zo druk, je wilt niet weten wat daar in omgaat’ zegt hij. Op de uitnodiging om de tentoonstelling te bekijken laat hij ons weten dat hij liever even buiten wandelt, nu het zo rustig is op de markt en hij ertussenuit kan piepen.

Een eerdere Antilliaanse bezoekster loopt regelmatig bij ons langs en komt dit keer voorbij met een tasje van de markt. Ze heeft vis gekocht. Dat eet ze twee keer per week. ‘Het is gezond voor je en je ziet er jonger uit als je vis eet’ vertrouwt ze ons toe. Een vriendin gebruikt visolie capsules en die ziet er fantastisch jong uit. Maar de capsules zijn duur, dus houdt zij het maar op echte vis. Later moet ze nog bananen kopen, want die zijn op. Ze maakt nog wat suggestieve opmerkingen over bananen en vervolgt haar weg.

Het valt me plotseling op dat aan de luifel van de bar naast ons een Nederlandse vlag en een bescheiden oranje slinger hangen. Maar alles is bescheiden in vergelijk met de enorme oranje vlag met hierin verwerkt de Hollandse driekleur van de buurvrouw boven de bar. Wat ook opvallend is, is dat de bar de laatste tijd helemaal niet open is geweest, terwijl de deur normaal voor sluitingstijd van onze tentoonstelling openging.

Onder de vragen van voorbijgangers deze dag: ‘Is dit een museum’ en ‘Gemeentehuis?’ wijzend op onze voordeur. Het laatste werd gevraagd door een oudere Turkse man die daarvoor naar de enorme banner had staan kijken die boven ons pand hangt, met hierop de aankondiging van de geplande renovatie van de Pretorialaan door Vestia.

Dan komen twee jongens met een papagaai binnen. Onze tijdelijke collega leidt ze rond. Als ze naar buiten komen heeft de jongen die het beest op zijn schouders heeft WC papier om een vinger, waar bloed doorheen sijpelt. De papagaai heeft hem gebeten. ‘Dat doet hij soms als je een onverwachte beweging maakt’ zegt de jongen onverschillig. Ze vonden de tentoonstelling mooi.

Winnaars dag 1

Donderdag De eerste dag van het LADUMA! Tafelvoetbaltoernooi 2010, georganiseerd in het kader van de activiteiten in de wijk rond de Tour de France, die in Rotterdam van start zal gaan. De tafel staat al buiten als twee negenjarige jochies uit de buurt langskomen. Het duo heeft roots in respectievelijk Turkije en de Dominicaanse Republiek. Ze vragen of ze mogen voetballen, wat uiteraard mag, en ze schrijven zich in voor het toernooi. De twee hebben hun zinnen gezet op het winnen van de prijs: een replica van de officiële WK 2010 bal. Als de een wint heeft de ander hem ook, zeggen ze. Ze zijn tenslotte vrienden. Dan voegt een Marokkaanse jongen zich bij hen. Als ze meedoen mogen ze een sleutelhanger uitkiezen die de in de tentoonstelling geïnteresseerde marktkraamhouder van onder andere Feyenoord spullen vanmorgen langs heeft gebracht. Zijn selectie – Bruce Lee, Turkse voetbalclubs, Feyenoord, Michael Jackson – blijkt een schot in de roos. Ze vinden gretig aftrek, ook later op de dag bij andere kinderen. Galatasaray en Bruce Lee zijn favoriet met op de derde plaats Michael Jackson. De derde jongen – dezelfde die ons laatst eet smakelijk wenste – doet niet mee: hij gaat straks op vakantie naar Marokko.

Terwijl de jongens voetballen komt de Indiase of Pakistaanse jongen waar ik eerder een gesprek over Afri mee had weer langs. Hij groet, we schudden handen en hij vraagt of ik het boek uit heb. Ja, inderdaad, ik heb het uit en vond het nogal negatief. Hij wil het graag lezen. Ik beloof hem het boek te lenen als mijn collega het uit heeft. ‘Dat zou mooi zijn, als ik het kan lenen’ zegt hij, ‘Dan hebben we gesprekstof.’ Ik vertel hem over het idee om gezamenlijk met de jongeren uit de buurt tot een tegenoffensief te komen. Hij vindt dit een goed idee, laat zijn naam en e-mail adres achter, belooft snel de tentoonstelling te koen bekijken, groet, en vervolgt zijn weg.

De nerveuze buurtbezoeker komt langsgefietst op het trottoir en groet vriendelijk en op zijn bekende uitbundige manier. ‘Ik ken u wel. Ik woon hier niet, maar kom hier wel vaak, op de markt en zo.’ Hij verdwijnt bijna om de hoek als hij met veel misbaar omkeert en keihard terugfietst. ‘M’n sigaretten laten vallen!’ schreeuwt hij als hij langs me flitst. Seconden later komt hij weer langs, aanvankelijk in zichzelf vloekend maar als hij mij bereikt schreeuwt hij het uit ‘Godverdomme, een vol pakkie Marlboro laten vallen!’ ‘En het ligt er niet meer?’ vraag ik. ‘Nee, het is weg!’ Een met een driewerf ‘kankerzooi’ en opgeheven vuist verdwijnt hij uit beeld.

Intussen stijgt de spanning bij de negenjarige tafelvoetballertjes. Nog een uur en het toernooi begint. Ik vertel ze dat een wedstrijd tussen twee deelnemers geen toernooi is en dat ze vriendjes moeten vinden om het toernooi door te laten gaan. Ze werpen tegen dat die slapen, op vakantie zijn of in de gevangenis zitten. Ze hebben wel humor! Ze gaan uiteindelijk toch op zoek en komen terug met de neef van de Dominicaanse jongen. Drie is nog steeds geen toernooi, vind ik. Ze voetballen wat en een vierde jongen voegt zich bij hen. Een voor een komen ze bij me om te smeken dat deze jongen niet mee mag doen omdat hij altijd de baas speelt. ‘Hoe kun je de baas spelen als je een tegen een speelt?’ vraag ik. ‘Iedereen mag meedoen,’ voeg ik er aan toe. De jongens zijn teleurgesteld. Het toernooi legt wel het een en ander aan het licht over verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen binnen de wijk. Toen ze opperden dat er geen kinderen meer in de wijk waren die mee kunnen doen werd als laatste optie genoemd om een paar ‘kaaskoppen’ te zoeken. De ongewenste jongen gaat naar het postkantoor en zegt daarna terug te komen.

Dan, een half uur voor het toernooi aan zou vangen neem ik de deelnemers en hun Marokkaanse supporter op sleeptouw naar het Afrikaanderplein om deelnemers te zoeken. Het blijkt inderdaad moeilijk. Een meisje dat bij een bar verderop rondhangt wil niet meedoen, ondanks de aanmoediging van haar moeder. Op het plein zijn activiteiten aan de gang in verband met de Tour de France maar er zijn geen kinderen te bekennen. Ook bijna geen volwassenen, trouwens. We lopen terug naar nummer 8-10 en ik vraag het meisje nogmaals of ze mee wil doen. Nee dus. Dan staat haar moeder op. Zij zal die jochies wel eens mores leren en die bal winnen! We delen twee teams in: de twee eerste inschrijvers tegen de moeder en de neef. Een oudere man met krukken, die wij bijna dagelijks meerdere malen langs zien komen, blijft staan om naar de wedstrijd te kijken. Hij zegt om de beurt tegen de Dominicaanse neven ‘No sabes jugar al futbol,’ wat hij gedurende de minuten dat hij staat te kijken blijft herhalen, zich om en om richtend tot een van de jongens. Ik zeg bemoedigend ‘Que sí saben jugar al futbol, ¡míralos!’ wijzend op het speelveld. Een Antilliaanse vrouw komt langs en zegt ‘Nederland-Brazilië!’ verwijzend naar het aanstaande WK duel tussen deze landen. ‘Voor wie bent u?’ vraag ik haar. ‘Nederland, natuurlijk!’ zegt ze, terwijl ze halt houdt en zich omdraait. ‘Ik woon al dertig jaar in Nederland, ik bén Nederlandse.’ Het is opvallend hoeveel Surinamers en Antillianen met oranje shirts lopen in deze dagen van voetbalkoorts. In een etalage zie ik zelfs hijabs in onze nationale driekleur of oranje.

De Chinese winkelier van de hoek komt voorbij in een vaal Sjors en Sjimmie T-shirt. De oude Sjors en Sjimmie, wel te verstaan. Het lijkt een vintage shirt te zijn. Dan krijgen we bezoek van ambtenaren van de Deelgemeente. Ze zijn erg enthousiast over de tentoonstelling.

Terug naar het tafelvoetbaltoernooi. Moeder en neef winnen, maar ze eist de bal niet op en gaat terug naar haar drankje dat op het terras verderop op haar wacht. Dan begint het individuele toernooi om de WK bal. De gevreesde deelnemer die naar het postkantoor is gegaan heb ik wel langs zien komen op zijn terugweg, maar hij heeft zich niet aangemeld voor het toernooi. De andere jongens zijn opgelucht en zijn reeds bezig met de wedstrijden als hij op afstand passeert. Het toernooi is snel ten einde met zo weinig deelnemers en het Turkse jochie wint de bal. Hij neemt de prijs in ontvangst, poseert voor de foto en gaat er rennend met de bal vandoor om deze naar huis te brengen. Ik had gedacht dat het voordeel van een voetbal als prijs zou zijn dat je deze met je vriendjes moet delen, wil je er plezier van beleven. Maar op dit moment is het een gewonnen prijs, geen object om mee te spelen, laat staan delen. En blijkbaar ook niet meer met zijn vriend, met wie hij als eerste arriveerde om zich in te schrijven.

Voor wat betreft het project van Sydelle Willow Smith en Musa Nxumalo loopt dit aan de ene kant voorspoedig en aan de andere kant behoorlijk mis. Helaas krijgen we nauwelijks materiaal van Musa. De twee keer dat hij een berg foto’s heeft ge-upload zijn er maar twee van te bekijken. De rest is beschadigd door de time-outs in de verbinding. We zijn sindsdien bezig om een selectie opnieuw toegestuurd te krijgen, maar contact gaat moeizaam. Hij ondervindt problemen met niet functionerend en duur internet, een probleem waar Laura Emsley ons al op heeft gewezen toen ze zelf in Zuid-Afrika zat. Voor ons is het vanzelfsprekend dat internet werkt en relatief betaalbaar is. In Zuid-Afrika, en zeker in Soweto, waar Musa op dat moment zit, ligt dit dus heel anders. Daarbij heeft hij ook nog problemen met zijn camera en kan hij hiervoor geen batterijen vinden. Ondertussen stuurt Sydelle ons regelmatig foto’s op, gelukkig. Maar het is toch jammer, omdat ze elk op een andere locatie in Zuid-Afrika werken en een eigen kijk op de zaken hebben, de een als zwarte fotograaf en de ander als blanke fotografe.

Die avond zijn we uitgenodigd voor de barbecue van de Ondernemersvereniging Pretorialaan. In eerste instantie had men ons gevraagd of we lid wilden worden, maar omdat we strikt gezien geen (zakelijk) ondernemer zijn was het duidelijk dat we niet te werven zijn voor deze club. Wel worden we uitgenodigd om op de barbecue te komen. ‘Jullie zitten hier toch op de Pretorialaan, dan horen jullie er ook bij!’ wordt ons medegedeeld. We vinden het wel leuk en ook goed om nader kennis te maken met de winkeliers in deze wijk, die we regelmatig ontmoeten, maar meestal in een klant-verkoper relatie.

We zijn vroeg en aangezien de barbecue in het Afrikaanderpark is en het warm is, besluiten we iets te drinken op het terras van Restaurant Meram. Op onze vraag wat ze te drinken hebben zegt de ober ‘Op alcohol na bijna alles.’ Dit is de Afrikaanderwijk ten voeten uit: of de horeca mag geen alcohol schenken of ze doen dit uit vrije wil niet, zoals ook Lezzet, bijvoorbeeld. Die zijn blij met de cliëntèle die ze hebben, waaronder Turkse gezinnen, en zijn bang dat ze ander publiek krijgen als ze alcohol schenken. We besluiten beide voor een ayran te gaan, een Turkse yoghurtdrank bestaande uit yoghurt (50%), water (50%) en zout. Heerlijk op warme dagen en een goed alternatief voor het biertje waar we naar verlangden.

We zijn naast de organisatoren de eersten op de barbecue. Ik maak me nuttig door een barbecue te bemannen en mijn collega door met een hooggeplaatste persoon van de deelgemeente te praten. Ze is erg geïnteresseerd in LADUMA! en onze andere projecten en belooft langs te komen. In het algemeen heeft men veel waardering voor en interesse in hetgeen we proberen te doen in de wijk – en voor het feit dat ik bij de eerste gelegenheid al sta te braaien voor de Ondernemersvereniging. Nou ja, ondernemers, er blijken opvallend veel ‘regisseurs’ aanwezig te zijn van de deelgemeente die zich op allerhande wijzen bezighouden met de Afrikaanderwijk en relatief weinig ondernemers in de zin van winkeliers en restauranthouders. Terwijl ik verder zweet achter de barbecue werk ik tussendoor wat heerlijk halal vlees weg, afgewisseld met salades. Spaatje rood er bij – ook hier geen alcohol, uiteraard. Dan praten we nog wat na en eten nog wat. Ik krijg bloemen voor mijn inspanningen en ga naar huis.

Winnaars dag 2

Vrijdag De tweede dag van het LADUMA! Tafelvoetbaltoernooi 2010. Gisteren na het toernooi hebben zich in totaal tien kinderen ingeschreven voor het toernooi van vandaag, waaronder twee meisjes van Turkse afkomst. Ze zagen de sleutelhangers en toen ze hoorden dat ze er een uit mochten kiezen schreven ze zich in. De Turkse voetbalclubs zijn favoriet bij deze jongeren. Om 13:00 uur zal het toernooi aanvangen.

Die ochtend komt de buurjongen langs met zijn hond en begeleid door drie agenten op fietsen. Ze bellen aan bij zijn moeder. De jongen schreeuwt omhoog dat hij geen boete krijgt voor het beledigen van een politieagent die hij ‘kankerlul’ heeft genoemd, maar dat er nog een oude boete openstaat die wel betaald moet worden. Of zijn moeder even geld naar beneden wil gooien. Hij legt ons later uit dat de doorgang naar Katendrecht, waar hij altijd de hond uitlaat, geblokkeerd is door de hekken voor de Tour de France en dat een agent uit de wijk had gezegd dat hij het hek op moest tillen, er door moest gaan en het weer netjes terug moest plaatsen. Zo kon hij naar Katendrecht om zijn hond uit te laten. Op de terugweg had hij hetzelfde gedaan, maar toen kwam hij fietspolitie tegen die hij niet kende. Hij werd teruggeroepen en toen hij ontplofte hebben ze hem voor twee uur in de cel gegooid. De eerste agent had natuurlijk naar de loopbruggen moeten verwijzen die speciaal voor de gelegenheid zijn geplaatst, maar omdat hij de jongen kent wilde hij het hem waarschijnlijk niet moeilijker maken dan nodig.

Er wordt reeds vanaf 12:00 uur druk gebruik gemaakt van de voetbaltafel. Het is warm. De kinderen gaan om de zoveel minuten naar binnen om hun haren nat te maken. De twee neven komen voorbij, handdoek over de schouder. Ze gaan met hun moeders naar het zwembad, dus kunnen ze niet meedoen met het toernooi. Als de meeste deelnemers er zijn verplaatsen we de voetbaltafel tot onder de luifel van de gesloten bar naast ons en begint het toernooi. Er zijn zes kinderen – onder wie de twee meisjes – die zullen strijden om de bal. Het gaat er fanatiek aan toe, vooral bij de Turkse jongen die gisteren de bal won. Als hij een wedstrijd verliest rent hij weg, draait zich om, loopt terug en schopt tegen het voorwiel van mijn fiets. Ik vermaan hem en zeg hem normaal te doen en dat hij anders niet meer mee mag doen. Hij voegt zich bij de rest en blijft fanatiek en continue schelden als hij speelt. De meisjes gedragen zich meer volwassen en laten af en toe een opmerking vallen als ‘Het is maar een spelletje’ of ‘Het is maar een bal, die kun je ook kopen en je hébt er al een gewonnen.’ De laatste opmerking doet de jongen ontploffen. Hij wil de bal winnen voor zijn neef in Turkije, begrijp dat dan! In hun fanatisme spreken de kinderen me aan om als ‘scheidsrechter’ in te grijpen. ‘Meneer, meneer...’ zeggen ze dan, gevolgd door hun protest met betrekking tot hun tegenstander. Als een van de meisjes me per ongeluk ‘meester’ noemt voegt ze hier aan toe’ Hoor mij, nou, meester! Ik zit ook veel te vaak op school.’ De kinderen spreken onderling soms Turks, ook de Marokkaanse jongen. ‘Meneer’ zeggen ze tegen me ‘Als u nou ook Turks zou spreken konden we het allemaal!’ ‘Wie zegt dat ik geen Turks spreek?’ opper ik. ‘Ja, merhaba zeker, maar meer niet’ spreekt men mij tegen. Het is duidelijk dat deze kaaskop geen Turks beheerst – nog niet.

Als de buurjongen thuis komt met zijn hond ontdekken de voetballertjes dat hij zijn linkerhand mist. ‘Meneer’ vragen ze, onderwijl gebiologeerd starend naar de stomp, ‘Doet dat pijn?’ terwijl ze op de plek wijzen waar zijn hand heeft gezeten. De buurjongen spreekt ze opvallend rustig toe dat het geen pijn doet maar soms wel eens irriteert. Ze vragen of het door vuurwerk komt, waarop hij bevestigend antwoordt en vertelt wat hij gedaan heeft en dat het niet aan te raden of zelfs erg stom is om het kruit van vele strijkers om te vormen tot een bom. Of hij daarna bang is geworden voor vuurwerk, willen ze weten. Hij zegt van wel en ik bewonder hem voor zijn openhartige en opvoedkundige antwoorden, en de enorme rust waarmee hij dit doet. Zo zien we hem niet vaak.

Als het toernooi afgelopen en duidelijk gewonnen is door een van de Turkse jongens – hij won alle vijf de partijen – worden zoals gisteren foto’s gemaakt van het groepje deelnemers en de winnaar met bal. De meisjes kijken naar de video van Laura Emsley. Ik leg ze een en ander uit over de Afrikaanderwijk, de namen van de straten en het verband met Zuid-Afrika. Ik vraag een van hen of haar moeder hier is geboren of in Turkije. Ze zegt dat haar moeder als zevenjarig meisje naar Nederland is gekomen. Twee jaar jonger dan dat zij nu is.

Zaterdag De dag van de Proloog van de Tour de France. We hadden gehoopt op extra aanloop en aandacht voor de tentoonstelling en een ander publiek van buitenaf, maar helaas plaatste men donderdag een enorm hekwerk langs de hoger gelegen rijweg op de Pretorialaan. Hierdoor zijn we volledig aan het zicht onttrokken. Gelukkig lopen enkele mensen de wijk in voor een kop koffie of een broodje en een aantal hiervan besluit de tentoonstelling te bekijken.

Een echtpaar – duidelijk hoger opgeleide autochtone vijftigers – komt binnen en is zeer geïnteresseerd in mijn uitleg en begaan met Zuid-Afrika en de misstanden die het WK veroorzaakt. Ook vinden zij het idee om cultuur onderdeel te laten zijn van deze buurt en haar (allochtone) bewoners belangrijk. Daarbij is de vrouw is opgegroeid in Bloemhof. Ik vertel ze over de interesse van de jongeren hier in het boek Afri en het ‘tegenoffensief’ dat wij met de jongeren proberen te realiseren. Ze vinden dit zeer interessant. De man is hoogleraar in Groningen en is hier voor de Tour en op uitnodiging van het Zadkine College, waar hij die middag een afspraak heeft. Hij zal het idee aanroeren bij zijn collega’s aldaar omdat hij denkt dat het ook belangrijk kan zijn voor de studenten om hier aan mee te werken en zo de wijk waar ze zich dagelijks pal naast bevinden van dichtbij te ervaren.

Als ik weer plaatsneem voor de deur komt de jongen van Dominicaanse afkomst die gisteren niet mee kon doen aan het toernooi bij me buurten. Hij loopt met zijn ziel onder de arm door de wijk. Op mijn vraag of hij geen vriendjes heeft met wie hij kan tafelvoetballen zegt hij dat zijn neef nog slaapt. Ze zijn laat naar bed gegaan en hebben slecht geslapen door het feestgedruis in de wijk nadat Nederland gisteravond Brazilië met 2-1 had opgerold. Maar ook de vieringen rond de Tour de France hadden hen wakker gehouden. Hij vraagt verlegen of hij tegen mij mag voetballen. We spelen drie potjes.

Een tweede Hollands echtpaar, van rond de zestig, komt op onze uitnodiging binnen. Ook zij zijn zeer begaan met de lotgevallen van de Zuid-Afrikanen en bewoners van de Afrikaanderwijk. Ze zijn verbaasd over het aantal allochtone bezoekers dat we hebben gehad, zoals de meeste autochtonen die hiernaar informeren. Maar het is waar. Op dit vlak is de tentoonstelling zeker een groot succes.

Dan komt een jongen die donderdag bij het tafelvoetbal was komen kijken langs in een Barça shirt met ‘Messi’ en diens rugnummer achterop. Ook hij wil graag tegen mij voetballen. Dan komt een man voorbij die begint over de wedstrijd Nederland – Brazilië. Dat hij – net al ik – de uitslag goed had geraden. Hij had willen gokken op deze uitslag maar durfde uiteindelijk niet. Nederland wint volgens hem de volgende wedstrijd met 3 – 0 en in de finale lopen ze over de Duitsers heen! Ik zeg hem dat ik op de Spanjaarden hoop in de finale. Wat dat betreft zal ik gelijk krijgen.

Op het balkon van het huis boven de bar verschijnt de buurjongen. ‘Ga toch fietsen, losers’ schreeuwt hij, nog gefrustreerd over zijn arrestatie gisteren. Later komt hij kijken als onze tijdelijke collega en ik tafelvoetbal spelen. Hij is erg opgefokt.

Een jonge Antilliaanse vrouw stopt met haar vriend voor de deur van de tentoonstelling. Ze willen aanvankelijk op mijn uitnodiging ingaan om naar binnen te gaan, maar de jongen heeft haast. ‘Kom gerust terug als je meer tijd hebt, het is de moeite waard’ zeg ik. ‘Gezellig!’ laat ze zich ontvallen voordat ze hun weg vervolgen. Op de terugweg komen ze inderdaad weer langs, maar willen ze eigenlijk alleen maar tafelvoetballen. Ze gaan uiteindelijk toch ook nog binnen kijken.

Woensdag Als ik de laatste voorbereidingen tref alvorens open te gaan blijft een vrouw voor de deur staan om de raamsticker met informatie en de kunstenaarsnamen te lezen. ‘Kom gerust binnen’ zeg ik uitnodigend. ‘Wat is het?’ vraagt ze argwanend. Ik vertel dat het een tentoonstelling is over Zuid-Afrika, het WK en de Afrikaanderwijk. ‘Oh nee, ik kom daar al zo lang’ werpt ze me tegen. ‘Waar’ vraag ik ‘in Zuid-Afrika?’ ‘Nee, de Afrikaanderwijk’ zegt ze bits. Ze kan niet eens glimlachen om mijn ironisch bedoelde opmerking en vervolgt haar weg.

Een corpulente Hollandse man loopt resoluut naar binnen. Onze tijdelijke collega volgt hem om uitleg te geven. Ze zal het komende half uur met hem bezig zijn. Ik leid ondertussen een vrouw rond, die plotseling binnen staat en zegt ‘Het gaat over Zuid-Afrika, toch?’ Ze toont veel interesse in de video’s van Laura Emsley. Ze vindt dat de markt zo achteruitgaat, dat er geen diversiteit meer is. Ze komt er elke week, en op de beide marktdagen, maar meer voor de gezelligheid dan om inkopen te doen. Ze weet vrij weinig van Zuid-Afrika en de praktijken van de FIFA, zoals veel bezoekers. Voor hen is de tentoonstelling dan ook bovenal informatief door de andere inzichten die het de kijker biedt in tegenstelling tot het gekleurde beeld van het evenement dat ons via de media bereikt.

Als ik weer naar buiten wil lopen terwijl mijn tijdelijke collega nog bezig is met het heerschap, zie ik twee vrouwen naar binnen turen. ‘Kom binnen dames’ nodig ik hen uit. ‘Nou, eigenlijk zoekt zij alleen maar een WC’ zegt een van hen, wijzend op de ander. ‘Die hebben we en die mag u gebruiken als u belooft ook een blik op de tentoonstelling te werpen’ biedt ik hen aan als compromis. Ze gaan akkoord en laten zich zelfs eerst rondleiden voordat het toilet wordt bezocht. Daarna laat ik ze hun gang gaan.

Inmiddels zit ik weer voor de deur, het gesprek met de man van vele woorden overnemend van mijn collega. Hij vertelt over zijn jeugd hier in de buurt, waar hij speelde in de havens en op Katendrecht, waar ook de vakantieclub zat. Hij heeft er vooral goede herinneringen aan. Dan komt zijn visie op de wereld, dat men zegt dat het een rotzooitje is op deze aarde, maar dat dit komt omdat mensen niet in balans zijn met henzelf. De rotzooi is volgens hem het gevolg van die ‘graaiers’ die de laatste dertig jaar proberen hun zakken te vullen ten koste van alles en iedereen. We filosoferen nog ruim twintig minuten verder als hij besluit dat hij blij is dat er iets cultureels gebeurt in deze buurt, dat er iets te leren valt van de tentoonstelling. Dan komen de WC-zoekende dame en haar vriendin naar buiten – nu pas! Ze zijn razend enthousiast over de tentoonstelling en over het feit dat ze door het zoeken naar een toilet op deze prachtige tentoonstelling zijn gestuit. Ze bedanken me meer dan nodig en gaan de markt op.

Twee Angolese dames worden die middag rondgeleid door mijn collega. Het is bloedheet. De een is erg geïnteresseerd, de ander door de hitte bevangen. Zij besluit op de stoep te gaan zitten roken terwijl haar vriendin de tentoonstelling bekijkt.

Een doorbraak vandaag is dat onze buurvrouw van het begin van de straat na vele malen langsgelopen te zijn en soms met ons over de buurt te hebben gesproken, waarbij ze af en toe een blik door de deur naar binnen werpt, besluit de tentoonstelling te bezoeken. Ze vindt het interessant en de verhalen van vroeger komen nog meer los, dat er vóór de moskee een badhuis was in het voormalige HBS gebouw aan het Afrikaanderplein, waar ze elke week heengingen. Dat er armoede heerste maar dat de sfeer goed was etc.

Verder krijgen we deze dag bezoek van collega’s van andere culturele instellingen in de wijk. Ik spreek voor de laatste keer de volwassene die bij de belhuis jongens hangt aan op zijn vrienden die de eerste dag beloofden langs te komen maar nooit meer zijn gekomen. Hij moet lachen en vertelt nogmaals dat ze alleen maar naar de moskee gaan, ondanks dat hij ze probeert iets anders te laten zien.

Op de valreep krijg ik een man van in de zestig binnen die lange tijd gebiologeerd door de deur naar binnen had gekeken en mijn uitnodiging om binnen te komen had tegengeworpen met ‘Wat moet ik daar zien dan?’ Er komen verhalen los over de wijk. Hij is naar eigen zeggen ‘van Charlois’ en heeft jaren bij de boterfabriek gewerkt en bij de drumband gezeten die tijdens belangrijke gebeurtenissen optrad, zoals bij het afscheid van Coen Moulijn. Het is het type bezoeker dat meer hun ervaringen van vroeger deelt dan dat er aandacht is voor het getoonde.

Donderdag Ik vertrek ’s ochtends vroeg naar Madrid voor besprekingen met betrekking tot de grote tentoonstelling van het werk van de Nederlandse schilder René Daniëls, die ik volgend jaar in het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía in Madrid zal organiseren. Mijn collega en tijdelijke collega nemen de honneurs waar op de Pretorialaan terwijl ik de brede boulevards van de Spaanse hoofdstad bewandel. Deze gaan gebukt onder een enorm wolkendek en een luchtvochtigheid van bijna honderd procent en bij temperaturen van rond de vierendertig graden. Het contrast tussen mijn vele uren op de stoep voor Pretorialaan nummer 8-10 en de tentoonstelling in dit half opgeknapte, verlaten winkelpand en de straten van Madrid en het prachtige, zojuist gerenoveerde Palacio de Velázquez had niet groter kunnen zijn.

Mijn collega bericht mij dat er twee medewerkers van Vestia langs zijn geweest die heel enthousiast waren en nog een stapel folders hebben meegenomen. Verder een Irakees, een Duitse kunstenares die lang in de tentoonstelling blijft, Hagenezen, inwoners van Overschie, Spijkenisse en Schiedam. En zelfs twee mensen die van de andere kant van de Maas zijn gekomen om de tentoonstelling te zien. Twee zestigplussers komen speciaal langs omdat ze enige tijd geleden een stukje over de tentoonstelling in het AD hadden gelezen. Ze waren ook in het Nederlands Fotomuseum geweest en razend enthousiast over de presentaties. Vier jonge Marokkaanse kinderen (twee meisjes van een jaar of twaalf en een tweeling van zes jaar) kijken lang rond. Tegen sluitingstijd doen drie Marokkaantjes van een jaar of veertien een poging om de Iphone van onze tijdelijke collega te stelen, terwijl mijn collega het werk in de naastgelegen ruimte aan het afsluiten is. Als ze terugkomt vluchten de knapen – zonder buit.

Vrijdag Terwijl ik nog in Madrid aan het werk ben prikt mijn collega de nieuw ontvangen foto’s van Sydelle Willow Smith aan de muur. Ze rapporteert wat er die dag gebeurd is. Er zijn die dag weinig mensen op straat door de hitte, dus ook weinig potentiële bezoekers. De dag begint met een echtpaar waarvan de man niet naar binnen wil en de vrouw wel. Zij komen uiteindelijk na een hoop gedraal toch niet binnen. Er komen vervolgens twee mensen van de Deelgemeente Feijenoord die stomverbaasd zijn dat ze niets van het project afwisten, ondanks dat het toch bij de gemeente bekend is. Ze hebben alsnog folders meegenomen voor collega’s. Een studente van InHolland die in de redactie zit van een project dat onder andere een krant, website en een radioprogramma over de Afrikaanderwijk moet gaan omvatten belooft nog contact met ons op te nemen. Het project start in het najaar, maar ze weet nog niet zeker waar het inhoudelijk over zal gaan. Als het enigszins past wil ze zeker iets doen over SENSATIONAL MIX. Dan verschijnt een jongen uit Sierra Leone met een mond vol gouden tanden met briljantjes. Hij is al elf jaar in Nederland en probeert duidelijk onze tijdelijke collega te versieren. Een van onze componistdirigenten van het Klachtenkoor komt langs en vindt het een hele mooie tentoonstelling. Vreemd genoeg zijn er die dag geen gegadigden om te tafelvoetballen. Wellicht zijn de meeste kinderen nu toch op vakantie. Mijn EasyJet vlucht naar Madrid zat vol Marokkanen die na een overstap aldaar door zouden reizen naar Marokko. Een fervent tafelvoetballertje loopt voorbij, maar hij kan niet spelen: hij moet boodschappen doen en daarna van zijn moeder meteen naar huis komen.

Zaterdag De laatste dag van LADUMA! en volgens mij de heetste dag tot nu toe. De markt trekt al bijna geen bezoekers meer als om 13:30 uur mijn dienst aanvangt. Slecht nieuws ook voor de tentoonstelling, dus. We weten uiteindelijk nog wat mensen naar binnen te lokken. Twee jongens van in de twintig staan stil en willen weten wat er te zien is. Ik leg het hen uit en nodig hen uit binnen te komen. Ze hebben nu geen tijd want ze moeten boodschappen doen, maar later komen ze terug. Een veelgehoorde belofte op marktdagen maar waar bijna nooit aan gehouden wordt. Ik vertel ze dat het de laatste dag is en ze willen weten wat we precies doen, wat SENSATIONAL MIX inhoudt. ‘Dat staat toch neem ik aan ergens voor?’ zegt de jongen die het woord voert, terwijl de ander onder onze parasol toevlucht zoekt voor de stekende zon. Ze zijn geïnteresseerd en beloven onze projecten in de gaten te houden.

Die middag blijft het rustig. De Chinees met het vintage Sjors en Sjimmie shirt komt diverse malen langsgelopen. Tot mijn verbazing komt er even later nóg iemand met zo’n shirt voorbij. Maar het mooiste shirt vormt de afsluiter van de dag. Een Antilliaanse man loopt richting ons pand in een shirt met op de voorkant het logo van het WK 2010. Ik begroet hem en vervolg ‘Daar hebben we iemand voor wie onze tentoonstelling een must is.’ Hij staat stil en vraagt waarom en wat er dan te zien is. Ondanks de uitleg heeft hij zoals zoveel potentiële bezoekers op zaterdagen haast. Hij loopt verder en we lezen op zijn rug: FIFA World Championship Soccer 2010, Group F: Paraguay; New Zealand; Slovakia; Italy. Weinig specifiek, dit shirt, en waarom déze groep? We zullen het nooit weten want de man loopt richting markt en wij maken ons langzaam op om de spullen in te pakken. LADUMA! is afgelopen. Het is mooi geweest, heel mooi geweest. Een goede opstap naar een volgende project in de wijk, nu we hier bekend en misschien toch ook wel een beetje gevierd zijn.

Maandag Eerste toegift. Kathy Temin, een kunstenares uit Melbourne die ook deelnam aan de door mij georganiseerde reizende internationale tentoonstelling SONIC YOUTH etc. : SENSATIONAL FIX, heeft vijf uur overstap op Schiphol. Ze komt me opzoeken en LADUMA! bekijken. Ik installeer de projectoren en monitoren voor de laatste keer en bekijk nogmaals Laura Emsley’s video van begin tot eind in verband met een gepland interview dat ik met haar wil doen over het werk. Hoe vaker je het werk ziet, des te meer connecties in verschillende lagen je ontdekt tussen de Afrikaanderwijk en Zuid-Afrika. Soms liggen die in poëtische, soms heel directe, soms in subtiele vergelijkingen, zoals het motief in een hoofddoekje van een Turkse vrouw op het Afrikaanderplein en dat van de huid van de hiernaast geprojecteerde zebra’s in Zuid-Afrika. Kathy heeft veel interesse voor de tentoonstelling en maakt foto’s om aan haar studenten te laten zien in Australië. LADUMA! zal zo niet alleen vele bevolkingsgroepen binnen de Afrikaanderwijk bereiken, maar ook ver daarbuiten. En onze website maakt dit project en onze andere projecten verder toegankelijk voor de rest van de wereld.

Vrijdag Tweede toegift. Op de valreep lukt het de directeur van een van de componenten van het Pact op Zuid naar de Pretorialaan 8-10 te komen om de tentoonstelling te zien. Ik installeer voor de allerlaatste keer de projectoren en monitoren, en niet voor niets. Hij is zeer enthousiast over de tentoonstelling, en vooral over de video’s van Laura Emsley, die onder andere beelden uit zijn museum laten zien. Hij blijft een uur kijken en met ons praten. We zijn tevreden dat hij nog heeft kunnen komen en wellicht dat het werk ooit in zijn museum te zien zal zijn.

We breken de tentoonstelling af en zijn bijna aan het leeghalen van de vitrines toe als het transportbedrijf voor de deur staat om deze en de vier Sony monitoren mee te nemen om ze af te leveren bij hun eigenaren. Dit alles kan nog op de valreep voordat de meeste mensen op vakantie gaan, waaronder de transporteur. Jammer voor Tellervo Kalleinen, de bedenkster van het Klachtenkoor, die vanmiddag bij ons langs zal komen. Ze is in Amsterdam aan het werk aan een nieuw project en heeft die middag vrij. We kunnen haar de tentoonstelling helaas niet meer laten zien. Maar aan alles komt een eind, ook aan deze geslaagde tentoonstelling. Op naar het volgende project!